Gewoon Nederland

Als kind heb ik nooit echt speciale belangstelling gehad voor mijn directe woonomgeving. De huizen, de straten, de stad Den Haag, ….. ik woonde er, liep er naar school, fietste er, ging met de tram ergens heen, het was er gewoon, wat was er nou helemaal voor bijzonders aan te zien?

Als kind vind je meestal alles om je heen vanzelfsprekend en doodgewoon. Dat eigenlijk de hele wereld en alles erin wonderbaarlijk en bijzonder is ontgaat je een beetje. Dat is op dat moment trouwens ook wel handig, want anders zou je vanaf je geboorte doorlopend bedolven raken onder allerlei nieuwe en fantastische indrukken. Nee, in het begin is alles wat je dagelijks ziet of meemaakt volkomen normaal en daarom al gauw een beetje saai. Nieuwe dingen wil je zien: Bergen! Andere landen! Paleizen! Vliegen wil je!

Pas op latere leeftijd, als al dat nieuwe en exotische wat minder nieuw en exotisch voor je wordt, ga je oog krijgen voor de schoonheid van je eigen woonomgeving. Op enig moment denk je: het is eigenlijk best wel heel mooi hier! Toch. En dan ga je alsnog genieten van de hele gewone maar toch zo bijzondere dingen die er al (heel) lang waren.

Dat kinderen met een ander perspectief in dezelfde wereld rondlopen bleek ook toen ik eens ter voorbereiding op mijn Amsterdamse School-wandeling in Utrecht liep, foto’s en aantekeningen makend. Een groepje jongetjes dat aan het buitenspelen was wilde nieuwsgierig weten wat ik aan het doen was. Ik probeerde qua conversatie-niveau een beetje door de knieën te gaan –want ja, hoe leg je zo snel architectuur uit aan kinderen van een jaar of zeven, acht?- en vertelde dat ik hun wijk zó mooi vond, dat ik dat aan andere mensen wilde gaan laten zien. Ze keken me een beetje ongelovig aan. En dat van die Amsterdamse School was ook nieuw voor ze. Nee, duh, ze zaten op een Útrechtse school. En die Wilhelminakerk, nou ja, dat was eigenlijk gewoon een fijn klimtoestel. Ach, geef ze eens ongelijk. Zo krijgt functionalisme in de architectuur ineens een heel nieuwe betekenis. Gewoon.